Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Nu dan, alzo zult gij tot Mijn knecht, tot David, zeggen: Zo zegt de HEERE der [13]heirscharen: [14]Ik heb u genomen van de schaapskooi, van achter de schapen, dat gij een voorganger zoudt zijn over Mijn volk, over Israel. 13. Gelijk boven, hfdst.6 vs.2. 14. Het volgende verhaal van Gods bijzondere weldaden aan David bewezen en in het toekomende te bewijzen, diende om de bekommernis en twijfeling voor te komen, die David daaruit had mogen scheppen, dat God van hem geen huis voor zich wilde gebouwd hebben; waardoor hij in deze gedachten had kunnen vervallen, alsof hij God niet aangenaam moest zijn, of dat Hij hem niet waardig kende om zulks te doen.